photo-essay

Openhouse Magazine: Piet Oudolf

Terwijl we rondlopen tuurt Oudolf over zijn Eden. Hier en daar trekt hij iets met wortel en al uit de grond, maar over het geheel genomen lijkt hij tevreden met wat hij ziet. ‘Het is net als met schrijven, zegt hij, hier en daar moet je een beetje krassen, dan wordt het verhaal beter.’ Dit deel van de tuin staat vol met planten die je meestal liever niet in je tuin vindt omdat ze de boel kunnen overnemen. Sommigen noemen het onkruid, hier is het welkom. ‘In plaats van te veel te moeten ingrijpen,’ zegt Oudolf, ‘hebben we er planten tegenover geplaatst die zich niet laten overmeesteren. Sterke soorten die zich staande houden naast woekeraars.’

Robin van den Maagdenberg
17 maart 2022

Openhouse Magazine

Op een dramatische zomerdag loop ik met tuinarchitect Piet Oudolf door de uitbundig bloeiende tuin in Hummelo. Donkergrijze wolken pakken zich boven ons hoofd samen maar houden het voorlopig bij een dreigement. Het grijs geeft een prachtig contrast met het kleurspektakel waar we ons middenin bevinden: vele tinten groen, koraalvormige bloemen in roze, stekelige bollen met een paarse gloed, klokjes donkerpaars als een satijnen avondjurk, wuivende grassen in roestige tinten, hier en daar een toefje geel of oranje. Overal vliegen insecten in en uit de opengeklapte bloemkelken op zoek naar stuifmeel: bijen, hommels, zweefvliegen. ‘Het is een interactief gebeuren,’ zegt Oudolf, ‘je doet het voor de planten, maar je krijgt het hele ecosysteem mee.’

 

Terwijl we rondlopen tuurt Oudolf over zijn Eden. Hier en daar trekt hij iets met wortel en al uit de grond, maar over het geheel genomen lijkt hij tevreden met wat hij ziet. ‘Het is net als met schrijven, zegt hij, hier en daar moet je een beetje krassen, dan wordt het verhaal beter.’ Dit deel van de tuin staat vol met planten die je meestal liever niet in je tuin vindt omdat ze de boel kunnen overnemen. Sommigen noemen het onkruid, hier is het welkom. ‘In plaats van te veel te moeten ingrijpen,’ zegt Oudolf, ‘hebben we er planten tegenover geplaatst die zich niet laten overmeesteren. Sterke soorten die zich staande houden naast woekeraars.’

Oudolf groeide niet op met groene vingers. Zijn ouders waren caféhouders in een gebied aan de Nederlandse kust, hij hielp ze als tiener in de bediening. Als ik hem vraag of zijn creaties ergens nog refereren aan zijn jeugdherinneringen schudt hij resoluut zijn hoofd, zijn tuinen staan los van dat soort sentimenten. Al zou je er duinlandschappen in kunnen zien, met overal wuivende grassen die zodra de wind opsteekt een diagonaal in het landschap trekken. Op het terras van zijn ouders werd Oudolf verliefd op Anja. Na wat gestuntel met dienbladen en ongemakkelijke gesprekken met gasten – Oudolf was verlegen – ging hij van baantje naar baantje. Hij werkte in de vishandel, toen in de hoogovens en kwam uiteindelijk bij een tuincentrum terecht, waar hij hielp met de verkoop van kerstbomen. Daar werd het zaadje geplant. Al snel ging hij zich interesseren voor de veelheid aan plantsoorten die er zijn – inmiddels heeft hij zo’n 1500 Latijnse namen direct in zijn geheugen voorhanden.

 

Anja onderhield het gezin met twee zoons, runde de kwekerij die ze opgezet hadden en stond de buitenwereld te woord,zodat Piet zich op de wereld van de planten kon storten. Hij werd hovenier. Eerst een uit de boekjes: Decoratieve Engelse tuinen met vintage rozen, aangelegde vijvers en slingerpaden waren zijn voorbeeld. Maar al snel raakte hij op een ander spoor, een wilder, spontaner spoor. Hij begon met het verzamelen van minder decoratieve plantsoorten en grassen, ontwikkelde een eigen stijl, waarbij de compositie wordt bepaald door kleurrijke hoogteverschillen afgewisseld met grassen en er niet alleen wordt gekeken naar bloemen in hun bloeiperiode maar ook naar het skelet dat ze achterlaten. Inmiddels is hij een van de meest gevraagde tuinarchitecten in de wereld, ontwerpt hij openbare tuinen in grote steden, bij musea en moet hij nee verkopen aan de meeste particuliere klanten die zich verdringen om een aangelegd paradijs van zijn hand.

Door de tuin wandelen met Oudolf is een oefening in kijken en niet weten waar je moet beginnen. ‘Een tuin is altijd in beweging,’ zegt hij. ‘Ieder seizoen, iedere week, elke dag.’ In april en mei richt de tuin zich op vanuit de schaduw, duwen de knoppen zich naar buiten, vouwt het kleurenpalet zich langzaam uit. In de zomer komen de planten die in het middelpunt staan tot bloei, net als de grassen met hun overheersende geur. Op dit moment ruiken we ze door de hele tuin heen. Oudolf maakt tuinen die ook na het hoogtepunt – waarop de tuin zich momenteel bevindt – mooi zijn. Als de kleuren in de herfst zijn uitgedoofd en roesttinten hebben aangenomen en wanneer de plantresten in de winter tot geraamtes zijn verworden, dan zijn de tuinen nog steeds een genot om naar te kijken. ‘Misschien is er een maand in de winter waarop de tuin minimaal is,’ zegt Oudolf. ‘In januari. Daarna werken we alweer langzaam naar het voorjaar toe.’

 

Af en toe probeer ik Oudolf een metafoor te ontfutselen over zijn tuin. Hij wuift mijn pogingen weg. Fernando Pessoa schreef een gedicht dat ik hier ineens begrijp:

 

Wat wij zien van de dingen zijn de dingen.

Waarom zouden wij het één zien als er iets anders was?

Waarom zouden zien en horen ons vergissen zijn

Als zien en horen zien en horen zijn?

 

Essentieel is kunnen zien,

Kunnen zien zonder te denken,

Kunnen zien wanneer men ziet,

En niet denken wanneer men ziet

Noch zien wanneer men denkt.

 

Maar dat (wee ons, met onze aangeklede zielen!),

Dat vereist diepgaande studie,

Eist een leerschool in verlering

En opsluiting in de vrijheid van dat klooster

Waarvan dichters zeggen dat de sterren de eeuwige nonnen zijn

En de bloemen de overtuigde boetelingen van één dag,

Maar waar uiteindelijk de sterren niets dan sterren zijn

En de bloemen niets dan bloemen,

Reden waarom wij ze sterren en bloemen noemen.

 

Hier en daar wijst Oudolf iets aan terwijl we de bloemen in ons opnemen en in stilte genieten van zijn creatie. Oudolf en zijn tuinen zijn onze zwijgzame leermeesters. Een tuin is een tuin is een tuin.

Words by: Robin van den Maagdenberg
Pictures by: Mariluz Vidal
Originally published: Openhouse Magazine
Share:   





Join my newsletter